dutch grammar


Dutch Vocabulary Test | Test Your Dutch For Free . Click Here


Download Our Learn Dutch App –here


 

Present – regular verbs

 

 
infinitive fietsen
ik fiets
jij fietst
u fietst
hij/zij/het fietst
wij fietsen
jullie fietsen
zij fietsen

 

 
infinitive stoppen
ik stop
jij stopt
u stopt
hij/zij/het stopt
wij stoppen
jullie stoppen
zij stoppen

 

 
infinitive eten
ik eet
jij eet
u laat
hij/zij/het eet
wij eten
jullie eten
zij eten

 

 

 
infinitive geloven
ik geloof
jij gelooft
u gelooft
hij/zij/het gelooft
wij geloven
jullie geloven
zij geloven

The irregular verbs kunnen, zullen, willen and mogen look like this:

 

 
infinitive kunnen
ik kan
jij kan/kunt
u kan/kunt
hij/zij/het kan
wij kunnen
jullie kunnen
zij kunnen

 

 
infinitive zullen
ik zal
jij zal/zult
u zal/zult
hij/zij/het zal
wij zullen
jullie zullen
zij zullen

 

 
infinitive willen
ik wil
jij wil/wilt
u wil/wilt
hij/zij/het wil
wij willen
jullie willen
zij willen

 

 
infinitive mogen
ik mag
jij mag
u mag
hij/zij/het mag
wij mogen
jullie mogen
zij mogen

 


Prepositions  
 aan to, on, at
 achter behind, after
 afgezien van apart from, except for
 aldus according to
 als as
 behalve except (for)
 beneden beneath, under
 bij at, by, toward, at, near
 binnen within, inside
 boven above, over
 bovenop on top of
 buiten out of, beyond
 dankzij thanks to
 door trhough, by
 gedurende during
 in in, into, within
 jegens to, towards
 krachtens by virtue of
 langs along, past
 met (/mee) with
 na after
 naar to, on, at
 naartoe to, on, at
 naast next
 nabij by, at, beside
 namens on behalf of
 niettegenstaande inspite of
 om around, for, at
 ondanks in spite of
 onder under
 ongeacht regardless of
 op on
 over over, via, about
 per by, per
 qua as, as far as … is concerned
 rond around, concerning
 rondom around
 sedert since, for
 sinds since, for
 te at, in
 tegen against, to
 tegenover accross, opposite
 tijdens during
 tot until, to, as far as
 tussen (in) between, among
 uit out, out of, from
 van of, from
 vanaf from
 vanwege because of, on account of
 via via
 volgens according to, in …’s opinion
 voor for, before, in front of
 voorbij past, beyond
 wegens because of
 zonder without

buy our Dutch – English vocabulary book – here

 


Dutch Vocabulary Test | Test Your Dutch For Free . Click Here


Download Our Learn Dutch App –here